
Jurisprudentie
BB5532
Datum uitspraak2007-10-11
Datum gepubliceerd2007-10-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers18/670260-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers18/670260-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
De beide Polen die verdacht werden van grootschalige diefstal van airbags uit auto's zijn door de rechtbank Groningen daarvan vrijgesproken. Wèl acht de rechtbank bewezen dat ze zich schuldig hebben gemaakt aan heling van die airbags: in de caravan waarin zij verbleven zijn namelijk airbags aangetroffen en de rechtbank gaat ervan uit dat ze geweten moeten hebben dat die airbags van diefstal afkomstig waren. De derde Pool over wie de twee mannen verklaren dat de airbags van hem waren wist bij de aanhouding te ontsnappen aan de politie.
Uitspraak
RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670260-07
datum uitspraak: 11 oktober 2007
op tegenspraak
raadsman: mr. E.J. de Mare
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren in 1978,
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
27 september 2007.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
hij,
in of omstreeks de periode van 19 juni 2007 tot en met 20 juni 2007,
in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een of meer op een
bedrijfsterrein aan de Bornholmstraat staande auto's een of meer airbags en/of
een of meer radio-cdspelers heeft weggenomen, in elk geval enig goed heeft
weggenomen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij,
in of omstreeks de periode van 15 juni 2007 tot en met 18 juni 2007,
te Burgum, in de gemeente Tytsjerksteradiel,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een of meer op een
bedrijfsterrein aan de Mr. W.M. Oppedijk van Veenweg staande auto's een of
meer airbags heeft weggenomen, in elk geval enig goed heeft weggenomen, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij,
in of omstreeks de periode van 18 juni 2007 tot en met 19 juni 2007,
in de gemeente Marum,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een of meer op een
bedrijfsterrein aan de Paralellweg staande auto's een of meer airbags heeft
weggenomen, in elk geval enig goed heeft weggenomen, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Wijziging tenlastelegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de tenlastelegging zal worden gewijzigd, in die zin dat aan feit 1 als subsidiair dient te worden toegevoegd:
"dat hij,
in of omstreeks de periode van 19 juni 2007 tot en met 20 juni 2007,
te Groningen,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
een aantal fiat-airbags, in elk geval enig goed, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fiat-airbags,
wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a."
en
aan feit 2 als subsidiair dient te worden toegevoegd:
"dat hij,
in of omstreeks de periode van 15 juni 2007 tot en met 20 juni 2007,
te Groningen en/of te Burgum, in de gemeente Tytsjersteradiel,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
een opel-airbag, in elk geval enig goed, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die opel-airbag,
wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a."
en
aan feit 3 als subsidiair dient te worden toegevoegd:
"dat hij,
in of omstreeks de periode van 18 juni 2007 tot en met 20 juni 2007,
te Groningen en/of te Marum,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
een mazda-airbag, in elk geval enig goed, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die mazda-airbag,
wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a."
Deze vordering is door de rechtbank op de terechtzitting, gehoord verdachte en de raadsman, toegewezen.
Kennelijke vergissing
Door een kennelijke vergissing staat in het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde als pleegplaats "Groningen" in plaats van "Westerbroek, gemeente Hoogezand-Sappemeer" vermeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft bij verdachte door deze vergissing nimmer onduidelijkheid bestaan over hetgeen hem wordt verweten, en evenmin omtrent de plaats waar zijn verwijtbare gedrag zou hebben plaatsgevonden, te weten op camping Groningen Internationaal, gevestigd te Westerbroek, gemeente Hoogezand-Sappemeer aan de Woortmansdijk 1. Verdachte is daarom door een verbeterde lezing van deze evidente misser niet in zijn verdediging geschaad. De rechtbank zal derhalve van het laatste uitgaan.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de aanhouding van zijn cliënt onrechtmatig moet worden geoordeeld, zodat primair het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte en subsidiair de ten gevolge van deze aanhouding verkregen onderzoeksresultaten, te weten de in de caravan aangetroffen airbags en de verklaringen van verdachte, dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank overweegt omtrent dit verweer het navolgende.
Uit ingesteld onderzoek door regiopolitie Groningen bleek camping Groningen Internationaal te Westerbroek mogelijk als uitvalsbasis te dienen voor daders van autobraken die vanaf medio 2006 in toenemende mate plaatsvonden en waarbij de buit onder andere bestond uit airbags en audioapparatuur. Als gevolg van deze verdenking werd de toegangsweg van de camping vanaf maart 2007 door middel van camera's stelselmatig geobserveerd. Uit de beelden van deze camera-observatie bleek dat de camping voor het merendeel bezocht werd door personen die gebruik maakten van voertuigen voorzien van kentekens van landen uit het Oostblok.
In april 2007 is er een speciaal team van politiemedewerkers samengesteld onder coördinatie van de Noordelijke Recherche Eenheid, dat zich bezig moest gaan houden met het onderzoek naar deze seriematige autobraken, het Bougieteam. Op verzoek van dit team, hebben verbalisanten van regiopolitie Groningen, afdeling Vreemdelingentoezicht (de Vreemdelingenpolitie), op 20 juni 2007 voor een tweede maal een controle uitgevoerd op voornoemde camping. In dat kader kwamen deze verbalisanten van de Vreemdelingenpolitie ook terecht bij de caravan van de drie - op dat moment nog niet zijnde - verdachten. Ter controle op hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie werd hen gevraagd hun paspoorten te tonen. De drie mannen zijn vervolgens op de vlucht geslagen. Hierna hebben verbalisanten een blik geworpen in de caravan, waarvan de deur open was blijven staan. Daar zagen zij op de bank een hoeveelheid airbags liggen. Als gevolg hiervan rees bij hen het vermoeden dat de drie gevluchte mannen zich schuldig hadden gemaakt aan een strafbaar feit. Nadat twee van de drie gevluchte mannen door de Vreemdelingenpolitie waren aangetroffen, zijn zij op grond van de artikelen 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht (WvSr), aangehouden.
Gelet op het feit dat de Vreemdelingenpolitie een regulier onderdeel is van de regiopolitie, hadden de politieagenten die op 20 juni 2007 in het kader van toezicht op de naleving van de Vreemdelingenwet 2000 op camping Groningen Internationaal een controle uitvoerden, op basis van de Politiewet juncto art. 141 aanhef en onder b WvSv de bevoegdheid zowel vreemdelingrechtelijke als strafrechtelijke taken te verrichten. Het feit dat zij voorafgaande aan voornoemde controle door het Bougieteam op de hoogte waren gesteld van het feit dat er in de noordelijke regio's weer meer autobraken plaatsvonden en het verzoek hadden gekregen controle uit te voeren op de camping, doet hier niet aan af. Toen zij tijdens de uitvoering van hun controletaak echter werden geconfronteerd met drie vluchtende mannen en vervolgens kennis hadden genomen van in de caravan zichtbaar aanwezige airbags, waren zij naar het oordeel van de rechtbank bevoegd om tot een strafrechtelijke aanhouding van de drie mannen over te gaan, nu ten aanzien van hen op dat moment een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit was ontstaan. De rechtbank sluit zich aan bij het door de rechter-commissaris gegeven oordeel omtrent de rechtmatigheid van de aanhouding van verdachte. Het namens verdachte gevoerde verweer wordt door de rechtbank verworpen.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek. En voorts dat de in beslag genomen goederen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Vrijspraken
Feit 1 primair
De officier van justitie is met betrekking tot de op de plaats delict aangetroffen schroevendraaier van mening dat deze kan bijdragen aan het bewijs dat verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor de diefstal van de airbags, nu in de caravan waar verdachte verbleef soortgelijk gereedschap is gevonden. De rechtbank is - anders dan de officier van justitie - van oordeel dat niet onomstotelijk is aangetoond dat de op de plaats delict aangetroffen schroevendraaier - waarop geen dactyonderzoek is verricht en waarvan het merk niet is komen vast te staan, nu daarvan niet blijkt uit de van de schroevendraaier gemaakte en zich in het dossier bevindende foto en de kennisgeving van inbeslagneming - aan verdachte en/of de medeverdachte toebehoort. Voorts is niet vast komen te staan dat de in de caravan aangetroffen airbags ook daadwerkelijk van deze diefstal afkomstig zijn, gelet op het feit dat de in de aangifte genoemde hoeveelheid en soort airbag niet overeenkomt met het aantal en type dat in de caravan is aangetroffen en in beslag is genomen. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat zowel het feit dat de auto, waarin verdachten regelmatig reden, op bepaalde tijdstippen de camping is afgegaan en weer is opgereden, als het feit dat op één van de airbags - waarvan nog maar de vraag is of deze van deze inbraak afkomstig is - een vingerafdruk van één van de verdachten is gevonden, nog niet meebrengt dat vaststaat dat verdachte en/of de medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan de inbraak in de auto's op het bedrijventerrein aan de Bornholmstraat te Groningen.
Feit 2 primair
Ten aanzien van de autobraak in Burgum acht de officier van justitie voldoende aanwijzingen aanwezig dat de op de plaats delict aangetroffen multitool van de medeverdachte van verdachte afkomstig is. Het aantreffen van die multitool draagt volgens de officier van justitie bij tot het bewijs dat verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor de diefstal van de airbags te Burgum. Naar het oordeel van de rechtbank staat, nu onder meer een proces-verbaal van fouillering ontbreekt, niet onomstotelijk vast dat de multitool die tussen de in de periode van 15 juni tot en met 18 juni 2007 opengebroken auto's op het bedrijventerrein te Burgum is aangetroffen en pas op 22 juni 2007 aan een verbalisant is overhandigd, dezelfde is geweest als de multitool waarvan de medeverdachte van verdachte ten tijde van zijn verhoor op 28 juni 2007 en ter terechtzitting heeft verklaard dat die in zijn broekzak zat, en bij zijn fouillering door de politie in beslag is genomen. Voorts geldt ook terzake van het onderhavige ten laste gelegde feit dat niet is komen vast te staan dat de in de caravan aangetroffen airbags daadwerkelijk van deze diefstal afkomstig zijn, gelet op het feit dat de in de aangifte genoemde hoeveelheid en soort airbag niet overeenkomt met het aantal en type dat in de caravan is aangetroffen en in beslag is genomen. Ten slotte levert het enkele feit dat verdachte geen genoegzame verklaring heeft gegeven waar hij in de nacht van 15 op 16 juni 2007 en van 17 op 18 juni 2007 is geweest, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs op dat verdachte onderhavig feit heeft gepleegd.
Feit 3 primair
Niet is komen vast te staan dat de in de caravan aangetroffen airbags ook daadwerkelijk van deze diefstal afkomstig zijn, nu de in de aangifte genoemde hoeveelheid en soort airbag niet overeenkomt met het aantal en type dat in de caravan is aangetroffen en in beslag is genomen. Gelet hierop en voorts in aanmerking nemende dat de op een Opel-airbag aangetroffen vingerafdruk van één van verdachten slechts bewijst dat hij die airbag heeft vastgehouden, is er ook ten aanzien van dit feit onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om te komen tot een bewezenverklaring.
De rechtbank acht derhalve het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt de rechtbank af dat verdachte en zijn medeverdachte over de in de caravan aangetroffen airbags een zodanige feitelijke zeggenschap hadden dat zij die voorwerpen in de zin van artikel 416 WvSr voorhanden hebben gehad. In het bijzonder heeft de rechtbank daarbij gelet op de volgende omstandigheden:
- de airbags zijn aangetroffen in de caravan waar verdachte en zijn medeverdachte tijdelijk hun woon- c.q. verblijfplaats hadden;
- zij hadden vrije toegang tot deze caravan;
- de airbags lagen op een voor verdachte en zijn medeverdachte vrij toegankelijke plaats;
- er is zowel een vingerafdruk van verdachte als van de medeverdachte aangetroffen op de folie waarin twee airbags waren verpakt, hetgeen impliceert dat verdachte en zijn medeverdachte over de airbags hebben kunnen beschikken (bijlage N).
Voorts kan uit de inhoud van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, worden afgeleid dat verdachte en zijn medeverdachte ten tijde van het voorhanden hebben van de airbags wisten, in die zin dat zij de aanmerkelijke kans daarop bewust hebben aanvaard, dat de airbags van misdrijf afkomstig waren. In het bijzonder heeft de rechtbank daarbij gelet op de volgende omstandigheden:
- de omstandigheid dat [medeverdachte 2] midden in de nacht een aantal uren is weggeweest, terwijl hij de volgende dag met een tas vol airbags bij de caravan verscheen;
- de onwaarschijnlijke verklaring die [medeverdachte 2] aan verdachte en zijn medeverdachte heeft gegeven over de herkomst van de airbags, in die zin dat hij deze in België had gekocht terwijl de tijd die hij is weggeweest ontoereikend is geweest om naar België op en neer te rijden;
- de omstandigheid dat verdachte samen met zijn medeverdachte op het moment dat de politie op 20 juni 2007 zich bij hun caravan vervoegde in verband met de controle van hun papieren, op de vlucht sloeg.
Uit het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat verdachte, op het moment van het voorhanden hebben van de airbags, heeft beseft dat de airbags zeer wel van misdrijf afkomstig zouden kunnen zijn en heeft hij zich, door die airbags in weerwil van dit besef in zijn aanwezigheid te dulden, bewust blootgesteld aan de aanmerkelijke kans hierop. Verdachte heeft aldus voorwaardelijk zijn opzet op het van misdrijf afkomstig zijn van de airbags, gericht gehad.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 19 juni 2007 tot en met 20 juni 2007, te Westerbroek, gemeente Hoogezand-Sappemeer, tezamen en in vereniging met een ander, een aantal Fiat-airbags, voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die Fiat-airbags, wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
2.
hij in de periode van 15 juni 2007 tot en met 20 juni 2007, te Westerbroek, gemeente Hoogezand-Sappemeer, tezamen en in vereniging met een ander, een Opel-airbag, voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die Opel-airbag, wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij in de periode van 18 juni 2007 tot en met 20 juni 2007, te Westerbroek, gemeente Hoogezand-Sappemeer, tezamen en in vereniging met een ander, een Mazda-airbag, voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die Mazda-airbag, wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Kwalificatie
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1, 2 en 3, telkens:
Opzetheling, in vereniging gepleegd.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering straf
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 21 juni 2007, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Vrijheidsstraf
Verdachte heeft samen met een ander een hoeveelheid airbags voorhanden gehad, terwijl hij wist dat deze gestolen waren. Verdachte heeft hierdoor bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt van gestolen voorwerpen.
Op grond hiervan en nu verdachte blijkens voormeld uittreksel niet eerder in Nederland ter zake van een vermogensdelict is veroordeeld, komt de rechtbank tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf gelijk aan het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft verbleven, passend en geboden is.
Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie legt zij een straf op die lager is dan door de officier van justitie geëist.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen en nog niet afgehandelde goederen, zoals daarvan blijkt uit de door de officier van justitie overgelegde en in het dossier gevoegde lijst, moeten worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Vordering van de benadeelde partij
Feit 2
Als benadeelde partij hebben zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De benadeelde partijen hebben schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vorderingen en van de gronden waarop deze berusten.
Verdachte is vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde. Ten aanzien van de bewezen verklaarde heling is de rechtbank van oordeel dat hierdoor niet rechtstreekse schade aan de benadeelde partijen is toegebracht.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk zijn. Dit houdt in dat de vorderingen niet in dit strafgeding wordt afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 113 dagen.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Beveelt de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen en nog niet afgehandelde goederen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partijen
Verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in de vorderingen niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. Kiezebrink, voorzitter, Agema en Tapper-Wessels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Groot, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 oktober 2007.